• home·page
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘eerste pagina van een website met algehele informatie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1994 [1]
  • van Engels homepage
enkelvoud meervoud
naamwoord homepage homepages
verkleinwoord - -

de homepagem

  1. (communicatie) (informatica) pagina op een website met algemene informatie over en links naar de verdere inhoud van de site, bestemd voor de bezoekers die niet direct naar een specifieke pagina op de site gaan
    • Zo merken we ook bij NRC dat het percentage lezers dat via de homepage (in dit geval dus nrc.nl) bij een artikel terechtkomt, licht afneemt. Steeds meer lezers komen direct op de artikelpagina via links op Facebook, Google of in WhatsApp-groepen. [2]
    • Zo is er blijkbaar onder Amerikaanse studenten aan de University of Purdue een discussieplatform ontstaan met de 'frisheid van Mentos' als onderwerp. Wie zich meldt bij de "homepage" Mentos krijgt samenvattingen van een zevental Mentos-televisiecommercials zoals die - nagesynchroniseerd - overal ter wereld op televisie worden vertoond. [3]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
homepage homepages

homepage

  1. (communicatie) homepage
  2. (communicatie) door de gebruikere ingestelde webpagina die een browser na het opstarten automatisch opent