Naar inhoud springen

Oostkantons

Uit WikiWoordenboek
[1] demoniem
inwoner Oostkantonner
bijvoeglijk Oostkantons
  • Oost·kan·tons
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord - - Oostkantons
verkleinwoord - - -

Oostkantons mv

  1. (toponiem) deel van het zuidoosten van België dat verkregen is tijdens de Eerste Wereldoorlog en waar men Duits spreekt
     Wanneer het sneeuwt, gaan de Belgen skiwandelen. Wij spreken van langlaufen, maar het kan allebei in de Belgische Oostkantons. In de gratis, drietalige 'Winterzeitung' staat alles over sporten met en zonder sneeuw in dit gebied van België.[2]
stellend
onverbogen Oostkantons
verbogen Oostkantonse
partitief Oostkantons

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Oostkantons

  1. behorend of betrekking hebbend tot de Oostkantons
     Vreemd dat er zoveel volk was, in een Oostkantons dorp met negentien huizen, zei ik.[3]
  1. Bronlink geraadpleegd op 5 november 2022 Weblink bron “Oostkantons” op vrttaal.net
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 november 2022 Weblink bron “Reizen” (12 februari 1998) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 5 november 2022 Weblink bron
    Marnix Peeters
    “Zei mijn vrouw : Berichten uit de Oostkantons” (2017), Standaard Uitgeverij, Antwerpen, ISBN 9789460415692, Op de tong