Naar inhoud springen

vertellen

Uit WikiWoordenboek
  • ver·tel·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vertellen
vertelde
verteld
zwak -d volledig

[A] vertellen

  1. overgankelijk een al of niet ware gebeurtenis verhalen
    • Een verhaal vertellen. 
     Er werd verteld hoe eens een abt verbood in zijn klooster Sinterklaasliedjes te zingen, niettegenstaande de smeekbeden van de monniken.[2]
     Ze had me twee weken eerder verteld over haar leven als kunstenaar op een tropisch eiland in Maleisië.[3]

[B] vertellen

  1. wederkerend zich ~ verkeerd tellen, een telfout maken
    • Iedereen kan zich vertellen. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. vertellen op website: Etymologiebank.nl
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 14
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vertellen

  1. vertellen; een al of niet ware gebeurtenis verhalen


vertellen

  1. vertellen; een al of niet ware gebeurtenis verhalen